Een geneesmiddel wordt in een andere instelling toegediend of verstrekt aan de patiënt dan waar het geneesmiddel is voorgeschreven. Welke instelling declareert het geneesmiddel?

Welke instelling het geneesmiddel moet declareren, hangt in principe af van de plaats waar het geneesmiddel wordt toegediend of verstrekt aan de patiënt.  

Hoofdregel

Voor geneesmiddelen die onder de aanspraak geneeskundige zorg vallen1, geldt de hoofdregel; de instelling waar men het geneesmiddel toedient of verstrekt aan de patiënt, declareert het geneesmiddel. Dit leest u ook terug in artikel 31 lid 6 sub a van de Regeling medisch-specialistische zorg (NR/REG-2403a): 'De instelling die een geneesmiddel toedient/verstrekt aan de patiënt, waarbij het geneesmiddel op het moment van toediening/verstrekking valt onder de aanspraak geneeskundige zorg (als bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering), declareert dit geneesmiddel.'

1Deze FAQ is alleen van toepassing op geneesmiddelen die onder de aanspraak geneeskundige zorg vallen. Meer informatie over de aanspraak leest u in de veelgestelde vraag 'Aanspraak geneeskundige zorg of farmaceutische zorg: wanneer geldt welke aanspraak?' op onze website.

Uitzonderingen

Er zijn twee uitzonderingen op bovenstaande hoofdregel:

  1. Geneesmiddelen die enkel en alleen (dus ‘altijd’) onder de aanspraak geneeskundige zorg vallen (de overgehevelde geneesmiddelen).
    Met ‘overgehevelde geneesmiddelen’ bedoelen we de toepassing van een geneesmiddel bij een specifieke indicatie. Het kan namelijk per indicatie verschillen of een geneesmiddel overgeheveld is. Dit betekent dat voor éénzelfde geneesmiddel sommige indicaties overgeheveld kunnen zijn (dus altijd geneeskundige zorg) en sommige indicaties niet (dus dubbele aanspraak: geneeskundige zorg en farmaceutische zorg). Voor vragen over de aanspraak kunt u contact opnemen met Zorginstituut Nederland. Voor vragen over overgehevelde geneesmiddelen kunt u contact opnemen met het ministerie van VWS.
  2. Geneesmiddelen voor de behandeling van HIV.

Als het geneesmiddel binnen een van deze twee groepen valt, dan declareert de zorgaanbieder die de patiënt voor de toepassing van deze geneesmiddelen behandelt, het geneesmiddel. Hierbij is het van belang dat de zorg die verband houdt met het geneesmiddel, niet is overgenomen door een andere zorgaanbieder. Deze uitzondering leest u terug in artikel 31 lid 6 sub b van de regeling NR/REG-2403a.

Indien nodig verrekent de instelling die het geneesmiddel toedient de kosten voor het geneesmiddel via onderlinge dienstverlening met de instelling waar de patiënt 'eigen patiënt' is.

Voorbeeld van de uitzondering

Een voorbeeld hiervan is een kankerpatiënt met een amputatie. Na de amputatie wordt de patiënt voor revalidatie opgenomen in een revalidatie-instelling. De patiënt krijgt medicatie (oncolytica) voorgeschreven door de medisch specialist uit het ziekenhuis. Oncolytica valt onder de groep ‘geneesmiddelen die enkel en alleen deel uitmaken van de aanspraak op Geneeskundige zorg’. Ook blijft het ziekenhuis de patiënt behandelen voor kanker. De revalidatie-instelling neemt deze zorg niet over. In dit geval draagt niet de instelling voor revalidatiezorg, maar de instelling voor medisch-specialistische zorg de kosten voor deze medicatie. Het ziekenhuis declareert deze kosten voor het geneesmiddel. De revalidatie-instelling kan de kosten voor het geneesmiddel verrekenen met het ziekenhuis door middel van onderlinge dienstverlening.

Hoe declareert de instelling het geneesmiddel?

De instelling declareert het geneesmiddel als integraal onderdeel van het bijbehorende dbc-zorgproduct. Indien er een add-on prestatie geldt voor het betreffende geneesmiddel, dan wordt het geneesmiddel als add-on prestatie gedeclareerd door de instelling waar het geneesmiddel wordt toegepast. In alle gevallen geldt dat de instelling die het geneesmiddel declareert, dit alleen mag doen als dit geneesmiddel niet al buiten de medisch-specialistische zorg (zoals via de openbare apotheek) is gedeclareerd.

Meer informatie vindt u in hoofdstuk 2.5 van het document Beoordeling en verantwoording dbc-pakket 2016 (te downloaden in het Totaalbestand van de dbc-release RZ16a), en in artikel 31 lid 6 van de Regeling medisch-specialistische zorg (NR/REG-2403a).

Let op: Het bovenstaande schema is van toepassing op geneesmiddelen die vergoed worden via de Zorgverzekeringswet. Ook voor geneesmiddelen die toegepast worden binnen een grz-instelling geldt dat deze gedeclareerd worden door door de grz-instelling zelf, of (indien sprake is van één van genoemde uitzonderingen) door de zorgaanbieder die de patiënt voor toepassing van het geneesmiddel behandelt.
Het schema geldt niet voor geneesmiddelen die onder de Wet langdurige zorg vallen.