Wat zijn de regels als de huisarts of de assistent(e) bloed afneemt en bij het laboratorium onderzocht wordt?
De declaratie van huisartsenzorg is tijdsafhankelijk. Dit betekent dat afhankelijk van de besteedde tijd er een kort (tot 5 minuten), middellang (5 tot 20 minuten) of lang consult (20 minuten of langer) in rekening kan worden gebracht.
De NZa stelt het belang van de consument voorop en vindt het een gewenste ontwikkeling dat een patiënt direct en afdoende geholpen wordt. Het is echter aan de zorgaanbieder zelf om een patiëntvriendelijke en doelmatige methode te ontwikkelen voor bloedafname. Indien dit inhoudt dat de patiënt voor een bloedafname doorverwezen wordt naar een laboratorium of moet terugkomen op een bepaald ‘prikspreekuur’ kan hiervoor op de hieronder vermelde wijze een vergoeding voor worden ontvangen.
1. Een huisarts, dan wel diens assistent, prikt zelf in de tijdsduur van het eerste consult. Dit materiaal wordt vervolgens verzonden naar het laboratorium.
Er kan een consulttarief door de huisarts in rekening worden gebracht aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar (ook als de assistent prikt). In deze situatie kan geen apart tarief (consult) voor het prikken van bloed in rekening worden gebracht. Het laboratorium kan het ordertarief exclusief bloedafname in rekening brengen aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Er dient in deze situatie geen vergoeding plaats te vinden door het laboratorium aan de huisarts voor het bloedprikken.
2. Een huisarts prikt zelf dan wel de assistent op een ander moment dan gedurende eerste consult (bijvoorbeeld indien een aparte prikochtend wordt georganiseerd). Dit materiaal wordt verzonden naar het laboratorium.
Er kan een consulttarief door de huisarts in rekening worden gebracht aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar (ook als de assistent prikt). Ook kan een tweede consult gedeclareerd worden op het moment dat de patiënt moet terugkomen voor het prikken van bloed door de huisarts dan wel diens assistent (bijvoorbeeld op een daartoe georganiseerde ochtend). Het laboratorium kan het ordertarief exclusief bloedafname in rekening brengen aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Er dient in deze situatie geen vergoeding plaats te vinden door het laboratorium aan de huisarts voor het bloedprikken.
3. Een huisarts verwijst voor het prikken de patiënt door naar een laboratorium en het laboratorium verzorgt de bloedafname in het laboratorium of bij een prikpunt.
Het laboratorium kan het ordertarief klinisch-chemisch en microbiologische laboratoriumonderzoeken in rekening brengen aan patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Het laboratorium betaalt werkelijke huurkosten aan de locatie waar wordt geprikt (prikpunt). De huisarts brengt, anders dan het eerste consult, niets in rekening. Er dient in deze situatie geen vergoeding plaats te vinden door het laboratorium aan de huisarts voor het bloedprikken.
4. Het laboratorium huurt een ruimte bij de huisarts en maakt voor het prikken gebruik van een eigen prikker.
Het laboratorium kan het ordertarief klinisch-chemisch en microbiologische laboratoriumonderzoeken in rekening brengen aan patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Ook kan een vergoeding voor de werkelijke, marktconforme huurkosten worden betaald aan de huisarts, indien het laboratorium bij de huisarts een ruimte huurt en daar een eigen prikker laat prikken. Zowel een huisarts als een laboratorium krijgt een vergoeding voor praktijkkosten (waaronder een vergoeding voor de huur van het gebouw waarin is gehuisvest) verdisconteerd in de tarieven. Om deze reden vormt de huur van een gebouw dan ook een onderdeel van een zorgprestatie. In beginsel dient een zorgaanbieder de gebouwkosten hiervan te kunnen voldoen. Indien een zorgaanbieder echter een ruimte ‘over’ heeft dan wel om andere reden een ruimte ter beschikking stelt aan een andere zorgaanbieder kan hiervoor een vergoeding gevraagd worden. Op dat moment wordt door de verhurende zorgaanbieder immers geen prestaties gedeclareerd die de verhuurde ruimte zouden bekostigen. Van dubbele bekostiging is dan ook geen sprake. De NZa stelt zich op het standpunt dat de huur gelet op het hiervoor gestelde een marktconforme huur dient te zijn.
5. Het laboratorium gebruikt ruimte bij huisarts en maakt gebruik van de huisartsassistent door deze (deels) in dienst te nemen.
Op het moment dat het laboratorium de huisartsassistent in dienst neemt voor een paar uur, kan het laboratorium het ordertarief klinisch-chemisch en microbiologische laboratoriumonderzoeken in rekening brengen aan patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Er kan dan geen consult meer gedeclareerd worden door de huisarts. De assistent krijgt in deze situatie loonkosten betaald door het laboratorium. Voor wat betreft de vergoeding van huurkosten wordt in deze situatie verwezen naar het gestelde onder punt 4.
6. De patiënt krijgt afnamemateriaal (potjes etc.) van de huisarts en levert dit met patiëntmateriaal (urine, feces, etc.) in bij een laboratorium.
Als de huisarts de aanvrager is van het onderzoek, kan er een consulttarief door de huisarts in rekening worden gebracht aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Voor het aanvragen van het onderzoek en het leveren van afnamemateriaal mag bij elkaar 1 consult in rekening worden gebracht. Het laboratorium kan het ordertarief klinisch-chemisch en microbiologische laboratoriumonderzoeken in rekening brengen aan de patiënt dan wel diens ziektekostenverzekeraar. Er dient in deze situatie geen vergoeding plaats te vinden door het laboratorium aan de huisarts voor het afnemen van patiëntmateriaal.
Meer informatie vindt u in onze Factsheet Veelgestelde vragen ordertarief eerstelijnsdiagnostiek.